Bouwinvest
Vanaf boekjaar 2018 geldt onder IFRS een nieuwe benadering voor het onderkennen van kredietverliezen op leningen en vorderingen. Deze nieuwe benadering bracht een onduidelijkheid aan het licht voor de waardering van vorderingen op dochtermaatschappijen in de enkelvoudige jaarrekening. Met RJ-Uiting 2018-1 wordt een verduidelijking voorgesteld.
De verwerking van vreemde valuta in de jaarrekening is een vraagstuk dat vaak moeilijk overzichtelijk is te krijgen. Vermogen en resultaat wordt gemeten in geld, maar als er verschillende valuta's aan de orde zijn, wordt dit door wisselkoersschommelingen als het ware een meting met een elastische liniaal. Zeker wanneer binnen een groep van vennootschappen geldstromen in vreemde valuta omgaan, is het vaak niet meer goed voor te stellen hoe wisselkoerswijzingen per saldo effect zouden moeten hebben op vermogen en resultaat.
Wie bepaalt eigenlijk of een jaarrekening juist is? Een fout is gauw gemaakt, door rekenfouten of door verkeerde waarderingsgrondslagen, of ontbrekende of onjuiste toelichtingen. Bij (middel)grote bv's en andere grote organisaties komt de controlerend accountant het eerst in beeld. Hij toetst de jaarrekening aan de geldende wet- en regelgeving, maar is zijn oordeel doorslaggevend? Hoe uitgebreid de wet- en regelgeving tegenwoordig ook is, er is regelmatig oordeelsvorming nodig bij het toepassen van de regels op specifieke situaties. Daar waar de regelgeving niet direct duidelijk is, kan de literatuur nadere guidance geven. De grote accountantskantoren hebben handboeken waarin nadere uitleg wordt gegeven. Maar daarbij komt het voor dat deze kantoren over bepaalde punten verschillen van mening. Dat geldt zowel voor handboeken voor de Nederlandse wet- en regelgeving als voor handboeken voor IFRS. Wie heeft dan gelijk?
Vanaf boekjaar 2018 geldt onder IFRS een nieuwe benadering voor het onderkennen van kredietverliezen op leningen en vorderingen. Onlangs heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving met RJ-Uiting 2017-7 voorgesteld om ook binnen de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving deze nieuwe benadering toe te staan, als alternatief voor de bestaande benaderingen.
De jaarrekening geeft naar zijn aard achteraf een overzicht van de (financiu00eble) transacties binnen het boekjaar. Het doel van een jaarrekening is tweeledig: enerzijds verantwoording afleggen over het beleid in het verstreken boekjaar, en anderzijds informatie verschaffen waarop belanghebbenden in de toekomst hun beslissingen kunnen baseren. Een belangrijk element daarbij is inzicht in de (financiu00eble) risico's die de onderneming loopt.
Een algemeen uitgangspunt van de regelgeving voor de jaarrekening is dat die slechts geldt voor materiu00eble posten of transacties. Immers, daar waar de informatie niet materieel is, maakt het uiteindelijk weinig uit of en hoe die verwerkt wordt in de jaarrekening. Bij deze materialiteit kan een onderscheid worden gemaakt in vereenvoudigde berekeningsmethoden, het weglaten van bepaalde toelichtingen en het belang van achteraf geconstateerde fouten.
In 2016 was het de bedoeling om de fiscale faciliteit van het pensioen in eigen beheer voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) uit te faseren. De RJ had daarop al een Uiting uitgebracht over de verwerking van die verandering in de jaarrekening. Daar had de RJ enige haast mee, omdat bepaalde keuzes die de dga kon maken van invloed zouden kunnen zijn op de jaarrekening over 2016. Uiteindelijk is de wetswijziging pas in 2017 afgerond. Daarmee hebben de te maken keuzes geen gevolgen meer voor de bepaling van vermogen en resultaat van 2016. RJ-Uiting 2017-3, die de eerdere RJ-Uiting 2016-15 vervangt, is dus voornamelijk relevant voor boekjaar 2017.
Met de implementatie van de Europese richtlijn Jaarrekening in de Nederlandse wet, is het begrip vervangingswaarde vervallen, en is daarvoor in de plaats het nieuwe begrip actuele kostprijs geu00efntroduceerd. Deze grondslag geldt wanneer materiu00eble vaste activa in eigen gebruik (dus exclusief vastgoedbeleggingen) tegen actuele waarde worden verwerkt. De wetgever heeft maar beperkte uitleg verstrekt over het begrip actuele kostprijs, en omdat het buiten Nederland niet voorkomt, is er maar weinig 'guidance' beschikbaar. De wetgever benadrukt dat actuele kostprijs veelal niet overeenkomt met de huidige marktwaarde. De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft afgelopen zomer een ontwerprichtlijn gepubliceerd waarin een aantal aspecten van actuele kostprijs nader wordt geduid. Onlangs is met RJ-Uiting 2017-2 de definitieve richtlijn verschenen.
Het interpreteren van een bijzondere waardevermindering in een jaarrekening vergt een nauwkeurige beoordeling van de omstandigheden en de consequenties. Enerzijds kan de impact kleiner zijn dan het op het eerste gezicht lijkt, bijvoorbeeld als er strategische redenen zijn om vooralsnog een verlies te accepteren, het versterkende procyclische effect, of het afwaarderen naar een lagere actuele kostprijs terwijl de realiseerbare waarde nog op peil is. Anderzijds kunnen afwaarderingen bewust vermeden zijn door te ruim gedefinieerde kasstroomgenererende eenheden of een te lage disconteringsvoet.
In een jaarrekening gaat het primair om de financiu00eble positie en de resultaten van het verstreken boekjaar. Maar in zowel de balans als in de winst-en-verliesrekening is doorgaans een tweede kolom met bedragen opgenomen die betrekking hebben op de het voorgaande jaar: de 'vergelijkende cijfers'. Wat is het doel hiervan, en hoe vergelijkbaar zijn die cijfers?